All the pretty little ponies

Paardentuig


Wanneer een paard door mensen gebruikt wordt, onder het zadel of in een aanspanning, wordt er altijd gebruik gemaakt van een paardentuig.

Een paardentuig bestaat op de eerste plaats uit:

* een hoofdstel, dat bestaat uit een:

- bit
- neusriem
- bakstuk
- keelriem
- frontriem
- lepel (alleen bij tuigpaarden)
- oogkleppen (alleen bij tuigpaarden)
- windveren
- een eenvoudig maar sterk 'hoofdstel' waaraan men een paard kan vastzetten wordt een "halster" genoemd.


Rijpaard

Bij rijpaarden bestaat het tuig naast het hoofdstel uit:

* de teugels
* een zadel
* de stijgbeugels


Tuigpaard

Bij tuigpaarden en trekpaarden bestaat het tuig naast het hoofdstel uit:

* de leidsels.

Leidsels zijn eigenlijk hele lange teugels.

* een borsttuig of borstblad.

Hiermee trekt het paard een kar, ploeg of koets. Aan het borsttuig zitten lange strengen, die aan de evenaar vastzitten.

* een schoftstuk.

Hieraan zijn bevestigd:

- binnensingel
- buitensingel.

Hieraan zitten ook de lichtogen, waarin de lamoen hangt en verder zit hieraan ook de
staartriem vast, die voorkomt dat het tuig naar voren schuift. Ook zit hier een zogenoemde broek aan, die als functie heeft te voorkomen dat bij vaartmindering het voertuig tegen het paard aanrijdt.

In plaats van een borstblad kan ook een haam of gareel gebruikt worden.
Aan het te trekken werktuig zit onder andere de evenaar, dat is een kantelbare staaf waar de strengen die de kar trekken aan vast zitten. De evenaar gaat in de bochten mee, zodat de kar altijd evenredig getrokken wordt.

Lamoen

Tussen de lamoen staat het paard, de lamoen zorgt ervoor dat de kar, koets of sulky omhoog gehouden wordt (bij tweewielers). De haken die aan de lamoen zitten zorgen, samen met de broek die aan deze haken wordt vastgemaakt, ervoor dat bij vaartmindering de kar of koets niet tegen het paard aanrijdt. Ook zorgt de lamoen ervoor dat het paard beperkt is in het uitbreken en dus steeds netjes recht voor de voorste as van het voertuig loopt.

Bit


Een bit dat bij paarden gebruikt wordt is gemaakt van een metaal (in enkele gevallen van leer) en wordt gebruikt in de paardenmond. Er zijn vele verschillende soorten en ook de meningen over het gebruik zijn zeer verschillend. Iedereen is er echter over eens dat er zeer voorzichtig mee om moet worden gegaan als het in de mond van een paard ligt. Het is een onderdeel van het paardentuig.


De geschiedenis

Metalen bitten kwamen voor het eerst voor tussen 1300 en 1200 voor Christus en waren gemaakt van brons. Daarvoor kwamen al wel bitten voor van hoorn en hout alleen vanaf wanneer mensen deze gebruikten weet men niet. Bitten werden steeds meer gezien als nodig en op den duur kwamen er ook steeds meer verschillende bitten uit. Rond de 16e eeuw werden de bitten steeds scherper en toen de hoge school op zijn hoogtepunt was waren ook de scherpe bitten dit. Ook de trainingsmethoden waren zeer gemeen, dit is later weer afgezakt.

Soorten bitten

Er zijn verschillende soorten bitten van allerlei soorten metalen. Sommige bitten hebben zelfs een bepaald soort hoofdstel nodig. Een bit dat in het midden 'gebroken' is, zodat het eigenlijk een tweeledige 'ketting' is, wordt een trens genoemd. Een doorgaand bit met een eendelig mondstuk wordt ook vaak een stang genoemd.

Metalen

- RVS (roestvrijstaal)
- Zacht rubber
- Gevulkaniseerd rubber
- Kunststof
- Koper
- Argetaan (60% koper)
- Aurigan (80% koper)
- Aluminium
- Gold Bress (86-90% koper, 8-12% aluminium, 2% ijzer)
- Sweet Iron (zeer snel roestend)

Soorten

- Trensbitten
- Pelhams
- Stangen
- Ophaaltrenzen
- Showbitten
- Menbitten

Trensbitten

Trensbitten zijn niet doorgaand maar hebben in het midden een schakel waardoor het mondstuk uit twee gekoppelde delen bestaat. Trensbitten hebben over het algemeen een minder scherpe werking dan doorgaande bitten. Er bestaan trensbitten in verschillende diktes en met twee of met vier ringen.

Werking

Een bit is onderdeel gebruikt in de paardensport dat in de mond van het paard geplaatst wordt om het bestuurbaar te maken en onder controle te houden. Het wordt verbonden met het hoofdstel om het op zijn plaats te houden, en ook met de teugels, zodat de ruiter of amazone een rechtstreeks contact heeft met de mond van het paard.

Een bit ligt en werkt in op de lagen, dit is het tandloze gedeelte van de paardenmond. Hierdoor kan men aan het paard vragen, te reageren en een actie te ondernemen afhankelijk van wat er gevraagd wordt (in combinatie met andere hulpen, zoals de benen en de zit van de ruiter, of een stemhulp). Door het gebruik van de teugelhulp kan men het paard links of rechts laten gaan, laten stoppen of om aandacht vragen om verdere instructies op te volgen (zoals sneller gaan, of van gang veranderen).

De mond van een paard is heel zacht, en vooral jonge paarden kunnen dan pijn ervaren ('gevoelig reageren') als er druk op het bit in hun mond komt. Een volgende reactie is vaak: verzet. Het is dus aan de ruiter om niet teveel druk te geven, maar net genoeg, zodat de ruiter de onverdeelde aandacht van het paard krijgt. Veel ruiters geven jammer genoeg teveel druk, soms tot over de pijngrens, waardoor het paard na verloop van tijd niet meer reageert op zachte verzoeken.

De keuze van het geschikte bit dus belangrijk voor een optimale communicatie tussen ruiter en paard. Tegenwoordig kiest men nochtans wel vaker voor bitloze optomingen. Doordat men inwerkt op minder gevoelige delen (neusbeen via een halster, de boeg via de zgn. balansteugel) kan het gewenste resultaat vaak sneller verkregen worden.

Bij alle bitten moeten ruiters er op letten dat het mondstuk voldoende breed is, dat wil zeggen dat het aan beide zijden minstens zeven millimeter moet uitsteken. Als het bit breder is dan bestaat de kans dat het bit uit de mond getrokken wordt, als het bit te smal is, kan dit knellen bij het paard.

Niet enkel de breedte van het bit is belangrijk ook de dikte moeten perfect afgestemd zijn. Een dik bit is zachter en een dun bit is scherper, maar een bit kan ook te dik zijn waardoor het paard zijn mond niet meer goed kan sluiten en gaat protesteren. Een bit dat goed past, werkt correct in op de mond en tong van het het paard. Een verkeerd bit kan schadelijk zijn voor het paard en ongewenst gedrag veroorzaken.

Ruiters streven naar een paard dat 'nageeft'. Het paard ontspant dan de kaak en nekgewrichten, en maakt met de hals een soort kwart cirkel ('de krul'). Dit is het gevolg van een heel proces: het correct gereden zijn van het paard. Dit 'gereden zijn' ontstaat 'van achter naar voor': eerst komen de achterbenen van het paard goed onder de massa van paard en ruiter, daarbij kantelt het paard het bekken, maakt de buikzijde kort en de rugzijde lang. De korte, actieve buikzijde helpt om een veerkrachtige gang te verkrijgen. De lange, ontspannen rug is makkelijk voor de ruiter - "het zit prettig".

Spreekwoorden en gezegdes

Spreekwoorden waar een paard in voorkomt:

* Aardewerk is geen paardenwerk. - Graven of in de aarde werken is een vermoeiend werk.

* Beter een blind paard dan een leeg halster. - Beter iets dan niets.

* Dat is een paard van een daalder. - Een trots persoon.

* Dat kan Bruin niet trekken. - Dat kan ik niet betalen.

* Dat paard zal mij niet meer slaan.

* De beste paarden staan op stal. -de besten mogen niet meedoen

* De een mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken.

* De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet. - Een verdienste blijft vaak onbeloond.

* De teugels in handen hebben. - De baas zijn.

* De teugels laten vieren. - Een minder streng beleid voeren.

* De teugels strakker aanhalen. - Een strenger beleid gaan voeren.

* Denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd.

* Die met een paard uit gaat is met zijn meester uit.

* Een blind paard zou er geen schade doen.

* Een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. - Tegenover gekregen geschenken moet men niet kritisch zijn.

* Een goed paard is zo goed als zijn hoeven.

* Een man zonder vrouw is zoals een paard zonder teugels. - In een huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig.

* Een oud paard van stal halen. - Wat men vroeger al eens heeft laten horen nog eens ten beste geven.

* Een paardenmiddel. - Een laatste, niet zachtzinnige remedie

* Een schurftig paard vreest de roskam.

* Een ziekte komt te paard en gaat te voet. - Snel ziek worden, maar langzaam genezen.

* Gauw op het paard zitten.

* Het beste paard van stal vergeten. - Een belangrijk persoon niet opmerken.

* Het hinkende paard komt achteraan. - Wees niet te snel tevreden er kan altijd nog slecht nieuws komen.

* Het hooi moet het paard niet volgen.

* Het is trekken aan een dood paard. - Het is een onbegonnen zaak.

* Het paard achter de wagen spannen. - Een probleem totaal verkeerd aanpakken.

* Het paard moet tot de kribbe komen.

* Het paard van Troje binnenhalen.

* Het oog van de meester maakt het paard vet.

* Hij is van zijn paard gevallen. - Hij heeft zijn positie verloren.

* Hij zoekt zijn paard en hij zit er op.

* Hoog te paard zitten.

* Honger als een paard hebben. - Grote honger hebben.

* Iemand de teugels uit handen nemen. - Iemand de leiding afnemen.

* Iemand de vrije teugel laten. - Iemand zijn eigen gang laten gaan.

* Iemand een hengst verkopen. - Iemand een harde klap geven.

* Iemand te paard helpen. - Iemand helpen een eerste begin te maken.

* Je hebt luxe paarden en werkpaarden.

* Je moet een paard niet doodknuppelen voordat je thuis bent.

* Jong te paard, oud te voet.

* Man en paard noemen. - Niets verzwijgen.

* Men kan geen paard al lopende beslaan.

* Men moet de ploeg niet voor de paarden spannen. - Zie: Het paard achter de wagen spannen.

* Men moet een paard de rug niet stuk rijden.

* Met de paarden van Sint Franciscus.

* Ook het beste paard struikelt wel eens. - Ook de deugzaamste en bekwaamste faalt wel eens.

* Op het apostelpaard rijden. - Te voet gaan.

* Op het verkeerde paard wedden. - Een verkeerde inschatting maken.

* Op zijn stokpaardje zitten. - Over zijn lievelingsthema spreken.

* Oude paarden jaagt men aan de dijk.

* Over het paard getild zijn. - Te zeer geprezen zijn zodat men verwaand is geworden.

* Paarden vallen ook, al hebben zij vier benen.

* Vast in het zadel zitten.

* Voor mensen met paarden is het een hemel op aarde. Maar komen zij te sterven, dan valt er niets te erven.

* Waar het paard aangebonden is moet het vreten.

* Werken als een paard. - Erg hard werken.

* Zo sterk als een paard. - Erg sterk zijn.

Vachtkleur



Paardenrassen die dicht bij hun wilde voorouders staan vertonen vaak nog een zogenaamde aalstrreep (vanaf de schoft over de rug naar de staart) en 'zebrastrepen' (aan de achterkant van de voorbenen). De kleur van de vacht van het paard is genetisch bepaald. Zo ontstaat de schimmel als het paard een dominant gen heeft dat ervoor zorgt dat de haarkleur in de loop der tijd steeds lichter wordt.

De vos is roodbruin zonder zwarte aftekeningen. De manen en staart zijn een beetje lichter of donkerder dan de lichaamskleur. De vos kan witte aftekeningen hebben op voeten, benen en hoofd. Er zijn verschillende soorten vos, zoals leemvos, koffievos of koolvos. De verschillende tinten worden bepaald door de roodgouden tinten. De leemvos heeft een lichte, leverkleurige vacht.

Wilde paarden

Het wilde Przewalskipaard is een bedreigde diersoort, die in 1881 door een Russische ontdekkingsreiziger in Mongolië werd aangetroffen. De tarpan, een Europees soort wild paard is helaas uitgestorven.

Verwilderde paarden stammen af van gedomesticeerde voorouders. Voorbeelden zijn de mustangs in de Amerikaanse staat Wyoming en de brumbies in Australië. In Europa komen (ver)wilde(rde) pony's voor in de Franse Camargue en in het Engelse New Forest. In de Hortobágy Puszta en op de Bugac Puszta, het Nationaal Park Kiskunság in Hongarije, treft men nog kuddes 'wilde paarden' aan. In Duitsland bevindt zich nabij Dülmen een natuurreservaat waar een kudde verwilderde pony's leeft (Dülmener). In Nederland worden hier en daar Konik-paarden ingezet voor de begrazing van natuurgebieden.

Evolutie van het paard en rassen


Vermoedelijk stammen alle paardachtigen af van het "Dageraadspaard" (Eohippus) een niet meer dan 50 cm hoog zoogdier dat zo'n 50 miljoen jaar geleden leefde. Via verschillende stadia, waarbij onder andere het aantal tenen afnam, het gebit zich wijzigde en het dier groter werd, ontwikkelde zich uiteindelijk Equus caballus.

De evolutie van het paard is begonnen in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen paar miljoen jaar naar Eurazië emigreerden.

Merkwaardig genoeg is het paard in Amerika kort na het einde van de laatste ijstijd uitgestorven (zie: megafauna en Cloviscultuur). Waarschijnlijk kwam dit doordat de eerste mensen enkele duizenden jaren eerder hun intrede in Amerika hadden gedaan. De paarden, niet gewend aan mensen, moesten het afleggen tegen de inmiddels goed ontwikkelde jachttechnieken van de Clovis-jagers. Het zou trouwens onlogisch zijn dat de wilde Amerikaanse paarden, na 22 IJstijden te hebben overleefd, er bij de 23e allemaal de brui aan zouden geven. De tamme en verwilderde paarden die thans in Amerika leven, stammen af van dieren die door de Spanjaarden vanaf ca. 1500 werden ingevoerd.

Door het fokken van paarden door de mens is hun evolutie daarna feitelijk in een stroomversnelling gekomen. Voor verschillende doeleinden zijn verschillende rassen gefokt. De Arabier wordt door velen als het mooiste ras beschouwd. De Lippizaner wordt in de beroemde Spaanse Rijschool in Wenen gebruikt. Een bekend Nederlands ras is het Friese paard, dat sterk behaard en zwart of heel donkerbruin is. Het staat bekend om zijn lange beenbeharing (behang) en lange manen.

Een ander, niet zo bekend Nederlands ras, is het Groninger paard, dat grotendeels afstamt van de Oud Oldenburgers en Oost-Friese paardenrassen. Dit type paard was in de jaren zestig nog in gebruik in de landbouw, maar werd daarna verdrongen door de tractor. Uiteindelijk was er nog maar één hengst over, die van de slager werd weggekocht. Nu is het Groninger paard een zeldzaam huisdierras.

Onder de Belgische rassen vinden we het Belgisch trekpaard, een groot, struis trekpaard dat uitermate geschikt is voor zware arbeid. Dit paard werd vroeger door bijna elke Belgische boer gebruikt op het veld.

Moderne Belgische paarden zijn de Belgische Warmbloeden die zeer bekend en succesvol zijn in de paardensport, vooral het springen. Deze paarden worden in het Belgisch Warmbloed Paardenstamboek opgenomen en kunnen van allerlei rassen afstammen. Voornaamste criteria om opgenomen te worden in dit BWP-stamboek zijn de bouw (het 'exterieur'), het karakter en de sportmogelijkheden van het paard. In dit stamboek zijn enkele zeer bekende hengsten terug te vinden : Lugano van La Roche, Flügel van La Roche (eig. fam. Deuss - Ophoven) en Codex (eig. Jean Motmans - Wellen). Deze hengsten hebben zeer zeer veel succesvolle paarden heeft voortgebracht.

Zo behaalde de Belg François Mathy met "Gay Luron", een zoon van Flügel en gekweekt in Meeuwen-Gruitrode, op de Olympische Spelen van Montréal in 1976 een bronzen medaille, zowel in de jumping per ploeg als in de individuele jumping.