All the pretty little ponies

Paardentuig


Wanneer een paard door mensen gebruikt wordt, onder het zadel of in een aanspanning, wordt er altijd gebruik gemaakt van een paardentuig.

Een paardentuig bestaat op de eerste plaats uit:

* een hoofdstel, dat bestaat uit een:

- bit
- neusriem
- bakstuk
- keelriem
- frontriem
- lepel (alleen bij tuigpaarden)
- oogkleppen (alleen bij tuigpaarden)
- windveren
- een eenvoudig maar sterk 'hoofdstel' waaraan men een paard kan vastzetten wordt een "halster" genoemd.


Rijpaard

Bij rijpaarden bestaat het tuig naast het hoofdstel uit:

* de teugels
* een zadel
* de stijgbeugels


Tuigpaard

Bij tuigpaarden en trekpaarden bestaat het tuig naast het hoofdstel uit:

* de leidsels.

Leidsels zijn eigenlijk hele lange teugels.

* een borsttuig of borstblad.

Hiermee trekt het paard een kar, ploeg of koets. Aan het borsttuig zitten lange strengen, die aan de evenaar vastzitten.

* een schoftstuk.

Hieraan zijn bevestigd:

- binnensingel
- buitensingel.

Hieraan zitten ook de lichtogen, waarin de lamoen hangt en verder zit hieraan ook de
staartriem vast, die voorkomt dat het tuig naar voren schuift. Ook zit hier een zogenoemde broek aan, die als functie heeft te voorkomen dat bij vaartmindering het voertuig tegen het paard aanrijdt.

In plaats van een borstblad kan ook een haam of gareel gebruikt worden.
Aan het te trekken werktuig zit onder andere de evenaar, dat is een kantelbare staaf waar de strengen die de kar trekken aan vast zitten. De evenaar gaat in de bochten mee, zodat de kar altijd evenredig getrokken wordt.

Lamoen

Tussen de lamoen staat het paard, de lamoen zorgt ervoor dat de kar, koets of sulky omhoog gehouden wordt (bij tweewielers). De haken die aan de lamoen zitten zorgen, samen met de broek die aan deze haken wordt vastgemaakt, ervoor dat bij vaartmindering de kar of koets niet tegen het paard aanrijdt. Ook zorgt de lamoen ervoor dat het paard beperkt is in het uitbreken en dus steeds netjes recht voor de voorste as van het voertuig loopt.

Bit


Een bit dat bij paarden gebruikt wordt is gemaakt van een metaal (in enkele gevallen van leer) en wordt gebruikt in de paardenmond. Er zijn vele verschillende soorten en ook de meningen over het gebruik zijn zeer verschillend. Iedereen is er echter over eens dat er zeer voorzichtig mee om moet worden gegaan als het in de mond van een paard ligt. Het is een onderdeel van het paardentuig.


De geschiedenis

Metalen bitten kwamen voor het eerst voor tussen 1300 en 1200 voor Christus en waren gemaakt van brons. Daarvoor kwamen al wel bitten voor van hoorn en hout alleen vanaf wanneer mensen deze gebruikten weet men niet. Bitten werden steeds meer gezien als nodig en op den duur kwamen er ook steeds meer verschillende bitten uit. Rond de 16e eeuw werden de bitten steeds scherper en toen de hoge school op zijn hoogtepunt was waren ook de scherpe bitten dit. Ook de trainingsmethoden waren zeer gemeen, dit is later weer afgezakt.

Soorten bitten

Er zijn verschillende soorten bitten van allerlei soorten metalen. Sommige bitten hebben zelfs een bepaald soort hoofdstel nodig. Een bit dat in het midden 'gebroken' is, zodat het eigenlijk een tweeledige 'ketting' is, wordt een trens genoemd. Een doorgaand bit met een eendelig mondstuk wordt ook vaak een stang genoemd.

Metalen

- RVS (roestvrijstaal)
- Zacht rubber
- Gevulkaniseerd rubber
- Kunststof
- Koper
- Argetaan (60% koper)
- Aurigan (80% koper)
- Aluminium
- Gold Bress (86-90% koper, 8-12% aluminium, 2% ijzer)
- Sweet Iron (zeer snel roestend)

Soorten

- Trensbitten
- Pelhams
- Stangen
- Ophaaltrenzen
- Showbitten
- Menbitten

Trensbitten

Trensbitten zijn niet doorgaand maar hebben in het midden een schakel waardoor het mondstuk uit twee gekoppelde delen bestaat. Trensbitten hebben over het algemeen een minder scherpe werking dan doorgaande bitten. Er bestaan trensbitten in verschillende diktes en met twee of met vier ringen.

Werking

Een bit is onderdeel gebruikt in de paardensport dat in de mond van het paard geplaatst wordt om het bestuurbaar te maken en onder controle te houden. Het wordt verbonden met het hoofdstel om het op zijn plaats te houden, en ook met de teugels, zodat de ruiter of amazone een rechtstreeks contact heeft met de mond van het paard.

Een bit ligt en werkt in op de lagen, dit is het tandloze gedeelte van de paardenmond. Hierdoor kan men aan het paard vragen, te reageren en een actie te ondernemen afhankelijk van wat er gevraagd wordt (in combinatie met andere hulpen, zoals de benen en de zit van de ruiter, of een stemhulp). Door het gebruik van de teugelhulp kan men het paard links of rechts laten gaan, laten stoppen of om aandacht vragen om verdere instructies op te volgen (zoals sneller gaan, of van gang veranderen).

De mond van een paard is heel zacht, en vooral jonge paarden kunnen dan pijn ervaren ('gevoelig reageren') als er druk op het bit in hun mond komt. Een volgende reactie is vaak: verzet. Het is dus aan de ruiter om niet teveel druk te geven, maar net genoeg, zodat de ruiter de onverdeelde aandacht van het paard krijgt. Veel ruiters geven jammer genoeg teveel druk, soms tot over de pijngrens, waardoor het paard na verloop van tijd niet meer reageert op zachte verzoeken.

De keuze van het geschikte bit dus belangrijk voor een optimale communicatie tussen ruiter en paard. Tegenwoordig kiest men nochtans wel vaker voor bitloze optomingen. Doordat men inwerkt op minder gevoelige delen (neusbeen via een halster, de boeg via de zgn. balansteugel) kan het gewenste resultaat vaak sneller verkregen worden.

Bij alle bitten moeten ruiters er op letten dat het mondstuk voldoende breed is, dat wil zeggen dat het aan beide zijden minstens zeven millimeter moet uitsteken. Als het bit breder is dan bestaat de kans dat het bit uit de mond getrokken wordt, als het bit te smal is, kan dit knellen bij het paard.

Niet enkel de breedte van het bit is belangrijk ook de dikte moeten perfect afgestemd zijn. Een dik bit is zachter en een dun bit is scherper, maar een bit kan ook te dik zijn waardoor het paard zijn mond niet meer goed kan sluiten en gaat protesteren. Een bit dat goed past, werkt correct in op de mond en tong van het het paard. Een verkeerd bit kan schadelijk zijn voor het paard en ongewenst gedrag veroorzaken.

Ruiters streven naar een paard dat 'nageeft'. Het paard ontspant dan de kaak en nekgewrichten, en maakt met de hals een soort kwart cirkel ('de krul'). Dit is het gevolg van een heel proces: het correct gereden zijn van het paard. Dit 'gereden zijn' ontstaat 'van achter naar voor': eerst komen de achterbenen van het paard goed onder de massa van paard en ruiter, daarbij kantelt het paard het bekken, maakt de buikzijde kort en de rugzijde lang. De korte, actieve buikzijde helpt om een veerkrachtige gang te verkrijgen. De lange, ontspannen rug is makkelijk voor de ruiter - "het zit prettig".

Spreekwoorden en gezegdes

Spreekwoorden waar een paard in voorkomt:

* Aardewerk is geen paardenwerk. - Graven of in de aarde werken is een vermoeiend werk.

* Beter een blind paard dan een leeg halster. - Beter iets dan niets.

* Dat is een paard van een daalder. - Een trots persoon.

* Dat kan Bruin niet trekken. - Dat kan ik niet betalen.

* Dat paard zal mij niet meer slaan.

* De beste paarden staan op stal. -de besten mogen niet meedoen

* De een mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken.

* De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet. - Een verdienste blijft vaak onbeloond.

* De teugels in handen hebben. - De baas zijn.

* De teugels laten vieren. - Een minder streng beleid voeren.

* De teugels strakker aanhalen. - Een strenger beleid gaan voeren.

* Denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd.

* Die met een paard uit gaat is met zijn meester uit.

* Een blind paard zou er geen schade doen.

* Een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. - Tegenover gekregen geschenken moet men niet kritisch zijn.

* Een goed paard is zo goed als zijn hoeven.

* Een man zonder vrouw is zoals een paard zonder teugels. - In een huwelijk hebben man en vrouw elkaar nodig.

* Een oud paard van stal halen. - Wat men vroeger al eens heeft laten horen nog eens ten beste geven.

* Een paardenmiddel. - Een laatste, niet zachtzinnige remedie

* Een schurftig paard vreest de roskam.

* Een ziekte komt te paard en gaat te voet. - Snel ziek worden, maar langzaam genezen.

* Gauw op het paard zitten.

* Het beste paard van stal vergeten. - Een belangrijk persoon niet opmerken.

* Het hinkende paard komt achteraan. - Wees niet te snel tevreden er kan altijd nog slecht nieuws komen.

* Het hooi moet het paard niet volgen.

* Het is trekken aan een dood paard. - Het is een onbegonnen zaak.

* Het paard achter de wagen spannen. - Een probleem totaal verkeerd aanpakken.

* Het paard moet tot de kribbe komen.

* Het paard van Troje binnenhalen.

* Het oog van de meester maakt het paard vet.

* Hij is van zijn paard gevallen. - Hij heeft zijn positie verloren.

* Hij zoekt zijn paard en hij zit er op.

* Hoog te paard zitten.

* Honger als een paard hebben. - Grote honger hebben.

* Iemand de teugels uit handen nemen. - Iemand de leiding afnemen.

* Iemand de vrije teugel laten. - Iemand zijn eigen gang laten gaan.

* Iemand een hengst verkopen. - Iemand een harde klap geven.

* Iemand te paard helpen. - Iemand helpen een eerste begin te maken.

* Je hebt luxe paarden en werkpaarden.

* Je moet een paard niet doodknuppelen voordat je thuis bent.

* Jong te paard, oud te voet.

* Man en paard noemen. - Niets verzwijgen.

* Men kan geen paard al lopende beslaan.

* Men moet de ploeg niet voor de paarden spannen. - Zie: Het paard achter de wagen spannen.

* Men moet een paard de rug niet stuk rijden.

* Met de paarden van Sint Franciscus.

* Ook het beste paard struikelt wel eens. - Ook de deugzaamste en bekwaamste faalt wel eens.

* Op het apostelpaard rijden. - Te voet gaan.

* Op het verkeerde paard wedden. - Een verkeerde inschatting maken.

* Op zijn stokpaardje zitten. - Over zijn lievelingsthema spreken.

* Oude paarden jaagt men aan de dijk.

* Over het paard getild zijn. - Te zeer geprezen zijn zodat men verwaand is geworden.

* Paarden vallen ook, al hebben zij vier benen.

* Vast in het zadel zitten.

* Voor mensen met paarden is het een hemel op aarde. Maar komen zij te sterven, dan valt er niets te erven.

* Waar het paard aangebonden is moet het vreten.

* Werken als een paard. - Erg hard werken.

* Zo sterk als een paard. - Erg sterk zijn.

Vachtkleur



Paardenrassen die dicht bij hun wilde voorouders staan vertonen vaak nog een zogenaamde aalstrreep (vanaf de schoft over de rug naar de staart) en 'zebrastrepen' (aan de achterkant van de voorbenen). De kleur van de vacht van het paard is genetisch bepaald. Zo ontstaat de schimmel als het paard een dominant gen heeft dat ervoor zorgt dat de haarkleur in de loop der tijd steeds lichter wordt.

De vos is roodbruin zonder zwarte aftekeningen. De manen en staart zijn een beetje lichter of donkerder dan de lichaamskleur. De vos kan witte aftekeningen hebben op voeten, benen en hoofd. Er zijn verschillende soorten vos, zoals leemvos, koffievos of koolvos. De verschillende tinten worden bepaald door de roodgouden tinten. De leemvos heeft een lichte, leverkleurige vacht.

Wilde paarden

Het wilde Przewalskipaard is een bedreigde diersoort, die in 1881 door een Russische ontdekkingsreiziger in Mongolië werd aangetroffen. De tarpan, een Europees soort wild paard is helaas uitgestorven.

Verwilderde paarden stammen af van gedomesticeerde voorouders. Voorbeelden zijn de mustangs in de Amerikaanse staat Wyoming en de brumbies in Australië. In Europa komen (ver)wilde(rde) pony's voor in de Franse Camargue en in het Engelse New Forest. In de Hortobágy Puszta en op de Bugac Puszta, het Nationaal Park Kiskunság in Hongarije, treft men nog kuddes 'wilde paarden' aan. In Duitsland bevindt zich nabij Dülmen een natuurreservaat waar een kudde verwilderde pony's leeft (Dülmener). In Nederland worden hier en daar Konik-paarden ingezet voor de begrazing van natuurgebieden.

Evolutie van het paard en rassen


Vermoedelijk stammen alle paardachtigen af van het "Dageraadspaard" (Eohippus) een niet meer dan 50 cm hoog zoogdier dat zo'n 50 miljoen jaar geleden leefde. Via verschillende stadia, waarbij onder andere het aantal tenen afnam, het gebit zich wijzigde en het dier groter werd, ontwikkelde zich uiteindelijk Equus caballus.

De evolutie van het paard is begonnen in Noord-Amerika, van waaruit verschillende soorten paardachtigen in de afgelopen paar miljoen jaar naar Eurazië emigreerden.

Merkwaardig genoeg is het paard in Amerika kort na het einde van de laatste ijstijd uitgestorven (zie: megafauna en Cloviscultuur). Waarschijnlijk kwam dit doordat de eerste mensen enkele duizenden jaren eerder hun intrede in Amerika hadden gedaan. De paarden, niet gewend aan mensen, moesten het afleggen tegen de inmiddels goed ontwikkelde jachttechnieken van de Clovis-jagers. Het zou trouwens onlogisch zijn dat de wilde Amerikaanse paarden, na 22 IJstijden te hebben overleefd, er bij de 23e allemaal de brui aan zouden geven. De tamme en verwilderde paarden die thans in Amerika leven, stammen af van dieren die door de Spanjaarden vanaf ca. 1500 werden ingevoerd.

Door het fokken van paarden door de mens is hun evolutie daarna feitelijk in een stroomversnelling gekomen. Voor verschillende doeleinden zijn verschillende rassen gefokt. De Arabier wordt door velen als het mooiste ras beschouwd. De Lippizaner wordt in de beroemde Spaanse Rijschool in Wenen gebruikt. Een bekend Nederlands ras is het Friese paard, dat sterk behaard en zwart of heel donkerbruin is. Het staat bekend om zijn lange beenbeharing (behang) en lange manen.

Een ander, niet zo bekend Nederlands ras, is het Groninger paard, dat grotendeels afstamt van de Oud Oldenburgers en Oost-Friese paardenrassen. Dit type paard was in de jaren zestig nog in gebruik in de landbouw, maar werd daarna verdrongen door de tractor. Uiteindelijk was er nog maar één hengst over, die van de slager werd weggekocht. Nu is het Groninger paard een zeldzaam huisdierras.

Onder de Belgische rassen vinden we het Belgisch trekpaard, een groot, struis trekpaard dat uitermate geschikt is voor zware arbeid. Dit paard werd vroeger door bijna elke Belgische boer gebruikt op het veld.

Moderne Belgische paarden zijn de Belgische Warmbloeden die zeer bekend en succesvol zijn in de paardensport, vooral het springen. Deze paarden worden in het Belgisch Warmbloed Paardenstamboek opgenomen en kunnen van allerlei rassen afstammen. Voornaamste criteria om opgenomen te worden in dit BWP-stamboek zijn de bouw (het 'exterieur'), het karakter en de sportmogelijkheden van het paard. In dit stamboek zijn enkele zeer bekende hengsten terug te vinden : Lugano van La Roche, Flügel van La Roche (eig. fam. Deuss - Ophoven) en Codex (eig. Jean Motmans - Wellen). Deze hengsten hebben zeer zeer veel succesvolle paarden heeft voortgebracht.

Zo behaalde de Belg François Mathy met "Gay Luron", een zoon van Flügel en gekweekt in Meeuwen-Gruitrode, op de Olympische Spelen van Montréal in 1976 een bronzen medaille, zowel in de jumping per ploeg als in de individuele jumping.

Het paard in de geneeskunde

In het verleden werd het vet van paardenmanen gebruikt bij brandwonden en als reumazalf. Bij verkoudheid werd paardenmest gekookt en opgedronken. Wie last had van zweren droeg eelt van een paard als amulet. Slangengif kan in lage doses aan paarden worden toegediend. Deze ontwikkelen antistoffen tegen het gif en zo kan hun serum worden gebruikt als tegengif bij de mens.

Patiënten met aplastische anemie kunnen worden behandeld met anti-thymocytenglobuline (ATG). ATG kan geïsoleerd zijn uit paarden- of konijnenserum.

Paarden wordt sinds enkele jaren ook in Europa gebruikt voor de productie van paardenmelk. Deze melk wordt geproduceerd op een paardenmelkerij. Aan paardenmelk worden verschillende positieve eigenschappen toegeschreven. Het product wordt bijvoorbeeld gebruikt door patiënten als middel bij huidaandoeningen zoals atopisch eczeem en psoriasis. Mensen met een koemelkallergie, kunnen vaak wel paardenmelk verdragen. In Mongolië en omliggende landen heeft het drinken van paardenmelk en paardenmelkproducten een lange traditie.

Hippotherapie is een vorm van paardrijden als therapie die wordt aangeboden door maneges die zijn aangesloten bij de Federatie Paardrijden Gehandicapten (FPG).

Gebruik van het paard in vredestijd



Voordat landbouwmachines als de tractor hun intrede deden, werden paarden veel gebruikt in de landbouw, hoewel boeren vaak de voorkeur gaven aan ossen, waarvan het onderhoud goedkoper was. Urgente berichten en de gewone post werden vroeger veelal per paard vervoerd, bijvoorbeeld door de Amerikaanse Pony Express. Het drijven van vee (in Noord-Amerika door zogeheten cowboys, en in Zuid-Amerika door gaucho's) wordt ook nu nog wel per paard gedaan. Paarden worden tegenwoordig nog steeds ingezet voor het verslepen van stammen in de bosbouw, omdat paarden de bodem minder beschadigen dan zware machines.

In steden zoals Amsterdam, Antwerpen, Brugge, Oostende, Rome en Wenen kunnen de toeristen per koets door de stad worden rondgereden.

Militair gebruik van het paard

Het gebruik van het paard voor militaire doeleinden gaat terug tot ongeveer 5000 v. Chr., toen Mongoolse boogschutters op pony's begonnen te rijden. Rond 1200 v. Chr. begon het idee van een cavalerie ook post te vatten in meer westelijke gebieden zoals Egypte en Perzië. Bewaard gebleven zijn de invloedrijke geschriften van paardenkenner Xenophon, een legerofficier uit de Griekse stadsstaat Sparta. Rond de 11e eeuw begon men vooral in het westen ook grotere paarden te gebruiken.

In de 15e eeuw werd het paard door de Spaanse veroveraars weer ingevoerd op het Amerikaanse continent, waar het al veel eerder was uitgestorven, en daar later ook veel door de Indianen gebruikt.

Napoleon weigerde om op een paard te rijden dat niet wit was. Zijn lievelingspaard was Marengo, een witte Andalusiër. Marengo is maar liefst 38 jaar geworden. Hij heeft vallen, schotwonden,… allemaal overleefd. En heeft de laatste jaren van zijn leven doorgebracht in gevangenschap van de overwinnaars van Napoleon.

In de Tweede Wereldoorlog zetten de Russen nog cavalerie in tegen de Duitsers. Ook in het Duitse leger werden nog paarden gebruikt, voor transport. Tegenwoordig heeft het paard militair gezien vooral een ceremoniële functie. Wel is het paard nog in gebruik bij de bereden politie.

In de Trojaanse oorlog werd het houten Paard van Troje gebruikt om een leger onzichtbaar de stad Troje binnen te smokkelen.

Paardengebruik door de mens

Het paard is door de eeuwen heen voor de mens voor allerlei doeleinden zeer waardevol gebleken. Tienduizenden jaren geleden was het paard voor de mens een belangrijke voedselbron.

Er bestaan nog rotstekeningen uit die tijd waarin paarden worden afgebeeld. Vermoedelijk kreeg de mens pas in de Jongere Steentijd, die rond 6000 v. Chr. begon, de middelen om grotere dieren te domesticeren.

Er wordt wel gedacht dat de Mongolen, die al eerder het rendier hadden onderworpen, er voor het eerst in slaagden het paard te domesticeren. Chinees aardewerk uit circa 3500 v. Chr. ondersteunt deze theorie.

Het vermoeden bestaat dat dit ook voor het paard zelf voordelen had, aangezien na de laatste ijstijd de grote open vlakten in voor paarden ongeschikte dichte bossen veranderden.

Een andere theorie gaat ervan uit dat de domesticatie van het paard voor het eerst heeft plaats gevonden in de Zuidrussische steppe, door mensen van de Sredny Stog-cultuur (omstreeks 4000 v. Chr.). Er bestaan goede redenen om aan te nemen dat de Sredny-Stogmensen voorouders waren van de oer-Indo-Europeanen.

In het wild lopen paarden op onbeslagen hoeven maar wanneer paarden zware lasten moeten dragen en wanneer zij veel over verharde wegen moeten lopen zijn wegens overmatige slijtage hoefijzers noodzakelijk. Het bekappen en vervolgens beslaan van de hoeven is tevens een methode om de stand van de voeten te corrigeren.


Weinig voorkomende gangen.

Weinig voorkomende gangen zijn: telgang en tölt.

De paarden die deze gangen beheersen worden 'gangenpaarden' genoemd.

* Telgang, bijvoorbeeld bij IJslanders, is een manier van bewegen waarbij voor- en achterbeen aan één kant tegelijk worden opgetild, als bij kamelen. IJslanders, Shetlanders en Mongoolse paarden beheersen de telgang.

* Ren-telgang is een telgang waarbij hoge snelheden worden behaald.
pace is gelijk aan de telgang, maar de stappen zijn erg ruim, waarbij de achterbenen ver onder het lichaam worden geplaatst en het hoofd een duidelijke knik maakt. Er is een flat pace en een running pace.

* Tölt zit tussen de telgang en draf in en is een 'viertakt' gang. IJslandse pony's beheersen deze gang. Alle hoeven worden met een gelijke tussenpoos opgetild en neergezet. Er is geen zweefmoment, de gang 'zit' zeer comfortabel; de ruiter wordt nauwelijks op en neer geschud.

* Bij Westernrijden vraagt men de jog. Het is een rustige, langzame draf waarbij het paard met zijn hals en hoofd losheid en ontspanning vertoont.

4 grote groepen

In de huidige tijd kan men de paarden indelen in 4 grote groepen:

1. De wilde paarden:

Er zijn thans nog 2 soorten wilde paarden nl. de Tarpan en het Przewalskipaard. De Tarpan is dan nog een terugkruising van Konikpony’s zodat hij nu veel rustiger en handelbaarder is dan oorspronkelijk. Alleen het Przewalskipaard bestaat dus nog in zijn oorspronkelijke vorm en wordt ingezet voor grote grasvlaktes in reservaten te laten begrazen.

2. De volbloeden:

Het begrip volbloed berust op een zeer grote raszuiverheid en drukt steeds een stempel op een gekruiste nakomeling. Bijvoorbeeld in de rassen waar de Arabische volbloed is binnengehaald als rasverbeteraar is al vrij vlug een duidelijk resultaat te zien.

Volbloedpaarden zijn bijvoorbeeld de Arabische volbloed (veel ingezet als rasverbeteraar), de Berber (heeft een belangrijk aandeel in het ontstaan van onze Fries) en dan nog de Engelse volbloed (XX of Thoroughbred).

De Engelse volbloed is het allereerste voorbeeld van een ras dat kunstmatig is opgebouwd, uitgaande van een heterogene basis werd uiteindelijk een grote homogeniteit en specialisatie bekomen ten gevolge van een meedogenloze selectie op renprestaties in galop. Sinds 1791 is dit een gesloten populatie. Hier zit wel een beetje verwarring.

De Engelse volbloed wordt vaak gekruist met Arabieren, maar de producten hiervan zijn Angelo-Arabieren en helemaal geen volbloeden meer.

3. De halfbloeden of warmbloeden:

Deze kunnen nog eens onderverdeeld worden in 2 groepen, namelijk in harddravers of halfbloedrenpaarden en in halfbloed niet-renpaarden.

De term warmbloed geeft aan dat het paard Oosters bloed in zijn stamboom heeft, voornamelijk door toevoeging van Arabisch bloed. Afhankelijk van de hoeveelheid Arabisch bloed spreekt men van weinig of veel adel.

De half- of warmbloedpaarden zijn een overgang tussen volbloeden en koudbloeden: allen zijn kruisingsproducten. De eerste werden vooral aangehouden voor het dragen van leger-ruiters en voor lichte trekkracht en vervolgens voor ontspanningsdoeleinden en sport.

In de economisch meest welvarende landen ging de afname van de trekpaardenstapel samen met een toename van de halfbloedpaarden. Thans maken niet-renpaarden halfbloeden het grootste aantal uit van de wereldpaardenstapel, denk maar aan BWP (Belgisch Warmbloedpaard), KWPN (Koninklijk Warmbloedpaardenstamboek Nederland), SF (Selle Francais)….

4. De koudbloeden:

Deze stammen af van het zwaar gebouwde paard dat in de wouden van Midden-Europa leefde. Koudbloedpaarden zijn meestal zware trekpaarden met een specifieke bouw geschikt voor de trekarbeid.

Yakutpony

Yakutpony's zijn volgens huidige theorieën afstammelingen van de toendrapaarden. Deze oerpaarden hebben overigens hoogstwaarschijnlijk geen directe invloed gehad op de ontwikkeling van de huidige paarden. Ze hebben een dikke witte vacht om met de lage temperaturen overweg te kunnen.

Tinker



De Tinker is een meestal bont paard, al zijn er ook effen tinkers. Bont betekent dat het paard meerdere kleuren heeft. Meestal zijn de kleuren wit met bruin en/of zwart. De Tinker heeft een schofthoogte van ongeveer 1.50 m. Als een Tinker 3 jaar is, moet hij minimaal 1.35 m. zijn. Tijdens de winter heeft de Tinker een dikke vacht. Die dikke vacht beschermt tegen kou en de lange haren zorgen voor vlot aflopen van regenwater. In de zomer is de vacht kort en glanst. De manen en staart zijn altijd lang, krullend of recht. De Tinker heeft lange sokken, dat zijn lange haren aan de onderkant van de benen, net onder de knieën, en boven de hoeven.

In Nederland zijn er twee stamboeken voor tinkers: het ICS (Irish cob society) en het Nederlands stamboek voor Tinkers. Het ICS hanteert niet de naam Tinker maar Irish Cob. Het NST hanteert een onderverdeling in vier secties. Het meest komt de Romany Cob voor. Dit type heeft vaak een stokmaat van rond de 1.50 meter, is zwaar gebouwd met veel behang en heeft een iets gedrongen lichaam. Daarnaast bestaan er de Vanner, de Grai en de Scudder. De Vanner is een wat grotere Tinker en wordt veel gebruikt als trekpaard. De Grai is een lichter gebouwde Tinker dat zeer geschikt is als rijpaard. De Scudder is het resultaat van inmenging van draversbloed. Ze zijn luxer en hebben nauwelijks behang. In Nederland komt dit type nauwelijks voor.

Tinkers hebben een breed hoofd, met grote ogen, de oren wijzen naar voren en staan rechtop. De voorbenen zijn gespierd. De dijbenen zijn ook stevig gebouwd. De dijbenen moeten platte spronggewrichten hebben. Niet te hoekig en ook niet te recht. De hoeven moeten hard zijn. Niet te smal en ook niet te kort of te lang. Tinkers hebben soms een zogenaamd "maanoog" (blauw). Dit staat in verband met de werking van het piebald white spotting gen wat de pigmentaanmaak onderdrukt in delen van de vacht alsook soms oog. Hierdoor blijft de haarschacht leeg en toont "wit" en kunnen ook één of soms beide ogen een pigmentlaag missen en daardoor in plaats van bruin blauw er uit zien.


Karakter

De Tinker is rustig, koelbloedig en heeft een goed en eerlijk karakter. Daarnaast zijn ze zeer nieuwsgierig en dapper. Tinkers hebben een goed uithoudingsvermogen. De Tinker is van oorsprong een koudbloedras.

De Tinker stamt af van verschillende andere paardenrassen. De meeste invloed komt waarschijnlijk van de Shire, Clydesdale en Fell pony.

De Tinker is ontstaan dankzij de rondreizende zigeuners in Engeland en Ierland. Zij hadden een paard nodig om de welbekende zigeunerwagens te kunnen trekken. De zigeuners hebben ze gefokt op karakter. Om ruimte op de zigeneurwagen te besparen, hadden deze wagens geen bok maar werd er gemend vanaf een losse stoel in de deuropening. Dit maakte een zeer betrouwbaar paard absoluut noodzakelijk.

Tinkers zijn vanwege deze eigenschappen geschikt voor beginners. Vanwege hun grote kracht zijn ze echter niet geschikt als kinderpony maar daar staat tegenover dat ze ondanks hun kleinere maat met gemak een zwaardere volwassene kunnen dragen.


De Tinker komt oorspronkelijk uit Ierland en Engeland. De naam Tinker komt van het Ierse woord tinceard (tinsmid; scheldnaam voor zigeuners). De Tinkers waren paarden van rondtrekkende zigeuners. Vanwege hun bonte aftekeningen waren de tinkers goed herkenbaar (en dus lastig te stelen) en werden ze niet geconfisqueerd door het Engelse leger omdat ze te opvallend waren. De Tinker wordt nu voornamelijk gebruikt als recreatiepaard of aangespannen.

Sorraia

De Sorraia is een paardenras dat van oorsprong uit Portugal komt. Ze werden ontdekt in het jaar 1920. In 2004 was er nog maar een kleine populatie van circa 180 dieren over. Ze komen voor in de Sierra de San Mamede in Portugal en het stroomgebied van de Sorraia in Spanje.


Kenmerken

Sorraia’s vertonen kenmerken die sterk lijken op die van paarden afgebeeld op prehistorische tekeningen gevonden in het Middellandse Zee gebied.

Sorraia’s hebben een lange, gespierde nek die ook doet denken aan Spaanse en Portugese paardenrassen. Hun lichaam is compact. Het hoofd is meer lang dan groot. De oren zijn lang en hoog, met zwarte randen. De ogen zijn klein en staan ver uit elkaar. De schofthoogte middelmatig. De borstkas van de sorraia is dun terwijl de borst juist breed is. De poten zijn lang, met harde hoeven. Sorraia’s zijn tussen de 130 en 150 centimeter hoog.

Sorraia’s zijn zeer sterk en hebben een goed uithoudingsvermogen.



Fokgeschiedenis

De Sorraia stammen af van een oud ras, en zijn direct verwant aan de Tarpan. Ze vinden hun oorsprong mogelijk in de westerse regio van de Iberian Peninsula. Overlevende dieren van wat ooit een grote populatie was kunnen nog worden gevonden in een gebied tussen de Sor en Raia rivieren, waar het ras ook zijn naam aan dankt. Traditioneel werden Sorraia’s gebruikt als rijdieren en voor licht werk. Ze waren populair als werkpaarden voor veehouders in het gebied.

Het ras heeft misschien invloed gehad op andere Spaanse en Portugese paarden waaronder de Andalusiër, de Alter Real en de Lusitano. Aangenomen wordt dat de Spaanse conquistadores enkele paarden meenamen naar Amerika, aangezien er genetische sporen van Sorraia’s zijn aangetroffen bij enkele paarden daar.

In 1920 werd het paardenras herontdekt door Ruy d'Andrade, fokker van Alter Reals en Lusitanos. Hij vond een kudde van 30 paarden. D'Andrade was niet in staat een van de wilde paarden te vangen, maar verzamelde wel een groep paarden die sterk op de Sarraia’s leken van boeren in het gebied De nakomelingen van deze paarden worden nog altijd verzorgt door de D'Andrade familie in Portugal.

Vandaag de dag bestaat er twijfel of Sorraia’s nog 100% zuiver zijn. Hun situatie is gelijk aan die van het Przewalskipaard van Mongolië.

Shire



De Shire is het grootste paardenras ter wereld, afkomstig uit Engeland, met een schofthoogte van gemiddeld 1,80 meter.De Shire behoort tot de koudbloeden.


Karakter

Qua karakter is de Shire een rustig, vriendelijk en toch leergierig paard. De Shire is zelfs zo vriendelijk dat het met veel gemak aan een kind kan worden toevertrouwd. Een Shire is ook zeer levendig en actief, met veel en gemakkelijk aanpassend uithoudingsvermogen.


Exterieur

De Shire heeft een droog hoofd, vriendelijk oog, breed voorhoofd en lange oren. Hij heeft een lange, gebogen hals die goed geplaatst is op z'n sterke, schuine schouder met diep front. Hij heeft een brede rug met sterke lenden, de achterhand is gespierd en hij heeft een afhangend, rond kruis. Hij heeft ook uitstekende, lange benen, wat opvalt bij zo een zwaar paard. Verder heeft hij een goed skelet.


Kleur

De kleuren licht- en donkerbruin komen het meest voor, en er zijn vrijwel altijd witte aftekeningen merkbaar. Zwarte Shires en Shireschimmels zijn zeer zeldzaam.


Behang

De Shire heeft veel behang, dit wil zeggen dat hij veel beharing heeft. Aan zijn kogels (voeten) valt dit erg op.


Gebruik

Zijn populariteit heeft hij te danken aan zijn functie als brouwerspaard, gespannen voor de monumentale bierbrouwerwagens. Maar ook in de Showring trekt de Shire veel aandacht. Het is een ras dat zuiver fokt, en dat zeer prettig is om mee te werken, want zijn kracht, al moet het nog maar zelden, is overal welkom: hij is immers in staat 5 ton te trekken.


Oorsprong

De gras- en weidestreken van Midden-Engeland werden in het Engels "Shires" genoemd. Op deze plaatsen lieten de mensen uit de streek vaak deze paarden grazen. Om deze eenvoudige reden werd de naam "Shire" ook de naam voor een geliefd paard.

Shetlandpony



De Shetlandpony is afkomstig uit Schotland. Het is het op 1 na kleinste ras (de falabella is het kleinste). Hun afkomst is onzeker, maar ze leven al eeuwen op de Shetlandeilanden en de kans is groot dat ze nog ouder zijn.


Schofthoogte

De Shetlandpony is een van de kleinste pony's van de wereld. Zijn schofthoogte is variabel. De officiële indeling van de shetlandpony's gebeurt volgens hun schofthoogte. Deze indeling is verschillend in België en Nederland.

In België worden de Shetland pony's als volgt ingedeeld:

* De kleine maat Pony's met een stokmaat t/m 76 cm

* De middenmaat Pony's met een stokmaat van 77 t/m 84 cm

* De grote maat Pony's met een stokmaat van 85 t/m 107 cm

In Nederland daarentegen, waar de Shetland pony's traditioneel een stuk groter zijn dan in België, werd de indeling als volgt bepaald:

* De minimaat Pony's met een stokmaat t/m 86 cm

* De kleine maat Pony's met een stokmaat van 87 t/m 92 cm

* De middenmaat Pony's met een stokmaat van 93 t/m 98 cm

* De grote maat Pony's met een stokmaat van 99 t/m 107 cm


Bouw

Hij wordt (in verhouding tot zijn grootte) gezien als één van de sterkste pony's en paarden van de wereld. Hij is ook aangepast aan het gure klimaat op de Shetlandeilanden. Ook aan zijn bewegingen is dit goed herkenbaar. Hij tilt zijn benen op een bepaalde manier op, het resultaat van het leven in een rotsachtige omgeving.


Een zwaar verleden

Hierdoor werd de Shetlander vroeger gebruikt als lastdier. Hij droeg graan, hout, enzovoort. Ze hebben hem later dan ook gebruikt in de mijnbouw. Zijn krachten en grootte waren perfect voor deze taak. Maar hij werd vaak niet goed verzorgd.


Babysitter

Nu is hij vooral geliefd bij kinderen, die erop kunnen rijden. Als ze hun pony dan genoeg opgeleid hebben, kunnen ze beginnen aan races. De pony vraagt een zorgvuldige behandeling. Hij kan overigens erg koppig zijn. Hij is het liefst buiten met andere Shetlanders.

Schimmel

Een schimmel is een paard dat wordt geboren met een donkere vacht, maar dat met het ouder worden een steeds wittere of grijzere vacht verkrijgt. De huid van deze paarden is zwart en ook de ogen zijn donker. De manen zijn dezelfde kleur of donkerder dan de vacht. Schimmels zijn als veulen bruin, vos of zwart, in elk geval nooit wit. Het verbleken van de vacht kan heel snel gebeuren bij het ene paard, en zeer langzaam bij het andere paard. Naast de schimmel bestaat de haarkleur Roan, waarbij verspreide witte haren tussen de verder gekleurde vacht zitten.

De zwarte huid van de schimmels voorkomt dat ze last hebben van de zon.


Genetica

Het gen dat de witte kleur veroorzaakt is dominant en wordt G genoemd (van het Engelse Gray). Genen komen dubbel voor. De dominantie betekent dat ook een paard dat slechts één van dit gen bezit altijd een schimmel zal zijn. Het nageslacht van een schimmel met slechts één gen voor een schimmel, kan het andere gen, het recessieve gen, erven en hoeft daarom niet ook een schimmel te zijn. Dit betekent ook dat twee paarden die geen schimmel zijn, nooit een schimmel als nakomeling kunnen hebben. Het tempo waarmee een schimmel wit wordt, lijkt ook genetisch bepaald te zijn, maar via andere genen.

Schimmels kunnen dus in veel paardenrassen voorkomen. Vanwege de erfelijkheid komt het in sommige rassen vaker voor, zoals de Andalusiër, de Connemara, het Gelders paard en de Lippizaner.


Het schimmelen

Het wit worden (ook wel schimmelen genoemd) van een jong paard gaat als volgt: De vacht van een donker veulen verandert langzaam in een gevlekte vacht om vervolgens helemaal wit, of wit met kleine zwarte of bruine plukjes haar daartussen. De tussenvormen, die vaak een eigen naam hebben, zijn dus altijd tijdelijk.

Namen voor de tussenvormen zijn:

* appelschimmel (sterk zwart wit gevlekt)
* blauwschimmel
* roodschimmel
* bruinschimmel (met oorspronkelijk bruine vacht die nog doorschemert)
* muskaatschimmel
* moorkop (met een zwart hoofd)

De volgroeide schimmel kan echter nog wel enige haren van een andere kleur in zijn vacht bezitten, bijvoorbeeld heeft de vliegenschimmel hele kleine donkere vlekjes.



Witte paarden

Werkelijk witte paarden, zijn zeer zeldzaam. Ze hebben een speciaal gen dat voor deze witheid codeert. Het verschil tussen een schimmel en een werkelijk wit paard is de kleur van de huid. Schimmels hebben een zwarte huid, witte paarden hebben een roze huid. Witte paarden worden ook wit geboren. Witte paarden zijn heterozygoot met hun witte gen. Als een paardenfoetus twee witte genen heeft, is het niet levensvatbaar. Het zal al sterven in de baarmoeder.

Er bestaan voor zover bekend geen gevallen van echte albino paarden.


Symboliek

* Traditioneel rijdt Sinterklaas op een schimmel.

* De Noorse god Wodan reed eveneens op een wit paard met acht benen, Sleipnir.

* De eenhoorn is ook een wit paard.

* In Engeland is er het prehistorische Witte paard van Uffington.

* De Romeinse schrijver Tacitus schreef dat de Germanen witte paarden als heilig zagen.

* Zich voornaam achtende personen rijden graag op een wit paard. Ook koningin Beatrix heeft een schimmel, die Benito heet. Napoleon had een Arabische schimmel.

* In de apocalyps is de kleur van een paard bepalend voor de symboliek. Er zijn vier ruiters in de Apocalyps. Het witte paard is het rijdier van de overwinnaar.

* Peter Paul Rubens beeldde Pegasus als wit paard uit.

Salerno


De Salerno is een paardenras uit de Italiaanse provincie Salerno. Het ras is ontstaan door een kruising van Andalusiër en Neopolitans. Het paard is 160 tot 170 centimerer hoog, en komen meestal voor in de kleuren bruin, zwart of kastanje.


Geschiedenis

De Salerno vindt zijn oorsprong in de provincie Salerno in Italië. Er was geen vast fokschema voor deze paarden tot aan 1780. Rond die tijd begonnen mensen de paarden selectief te fokken. De basis werd gevormd door Neopolitan, Spaanse, en Oosterse paarden.

Op de Persano stud werd een combinatie van de locale paarden en Lippizaner geïntroduceerd bij het Salerno ras. Omdat de paarden van oorsprong werden gefokt in Persano, stonden ze eerst bekend als Persano paarden. Het ras ontwikkelde zich tot een uitstekend ras van rijpaarden.

De Persano Stud werd gesloten in 1864.

Gedurende de 20e eeuw werd de Salerno verder gekruist met Hackney’s en Engelse volbloeden. Dit maakte dat de Salerno groter werd.


Uiterlijk

Salerno’s hebben een licht en goedgevormd hoofd. Ze hebben lange gespierde nekken. Hun ruggen hebben een goede verhouding. Ze hebben sterke dunne benen, en zijn 160 tot 170 centimeter hoog.


Gebruik

De Salerno is een eersteklas rijpaard, dat ook veel door de cavalerie werd gebruikt. Verder zijn de paarden geschikt voor paardensporten, en zijn ze van nature goede springers.

Quarter horse

Het quarter horse is één van de oudste en populairste Amerikaanse paardenrassen. Het ras komt oorspronkelijk uit het noordoosten van de Verenigde Staten. Het is een kruising van Arabische en Engelse volbloeds. Quarter horses hebben een zeer hoge intelligentie, zijn betrouwbaar en rustig in de omgang. Quarter horses zijn dan ook uitermate geschikt als politiepaard of om western te rijden.



De naam van het ras is te danken aan het feit dat deze paarden uitblinken op een race over de korte afstand van een kwart van een Engelse mijl, d.w.z. 400 meter.

Pinto pony


Een pinto pony is een bontgekleurd paard. Hij is afkomstig uit de Verenigde Staten en heeft vanaf 1941 een eigen stamboek, de Pinto Horse Association.

Er bestaan verschillende kleurtypen zoals de piebald, een zwart/witte pinto, en de skiebold, een roodbonte pinto. Er komen ook driekleurigen pinto pony's voor, maar deze zijn zeldzaam. Het karakter van de pinto pony is over het algemeen vriendelijk en leergierig. Het ras kan voor meerdere zaken gebruikt worden, springen, western, dressuur maar ook gewoon een algemeen rijpaard.

Oost-Fries



Het paardenras Oost-Fries is een ietwat zeldzaam geworden ras, origineel uit de regio Oost-Friesland in het noorden van Duitsland.

Het ras is een Zware Warmbloed, zeer vergelijkbaar met de Oud Oldenburger en heeft samen met deze aan de basis gestaan voor het inmiddels ook met uitsterven bedreigde Groninger paard. De stokmaat ligt tussen 1,52 en 1,62 meter en daarmee is de Oost-Fries iets lichter, compacter en sierlijker dan de Oldenburger, hoewel ze aanvankelijk naast elkaar gefokt en met elkaar gekruist werden.

Dit levendige en moedige paard stamt af van het Spaans Paard, de Napolitaan, de Anglo- en Volbloed-Arabier en de Gazal en is veredeld met de Hannoveraan en is in eerste lijn als rijpaard gefokt. Het karakter wordt doorgaans als goedaardig omschreven.

In Nederland wordt het behoud van het ras geholpen door de vereniging International Heavy Warmblood

Mustang



De Mustang is een bekend ras van sterke, rondzwerfende paard die vooral terug te vinden zijn in het Westen van Noord-Amerika, dat hoofdzakelijk is ingevoerd in Amerika door Spaanse conquistadors (veroveraars). Wegens het beeld van het wilde paard van het westen met eigenschappen als kracht, bevalligheid, snelheid, en onafhankelijkheid, is de naam "Mustang" populair onder de snelle, krachtige producten, zoals de motorfietsmerken met de naam Mustang of de Ford Mustang, en voor mascottes van verenigingen.


Betekenis

Mustangs worden vaak bedoeld als "wilde paarden" in de pers en in dagelijks gebruik. Nochtans, omdat bijna alle "wilde" rondzwerfende paarden in Amerika afkomstig zijn van paarden die oorspronkelijk gedomesticeerd waren, is de juiste termijn verwilderde paarden. Vandaag, is het enige echte wilde paard het Przewalskipaard, eigen aan Azië.

Ooit waren er paarden in Noord-Amerika, maar door ofwel de laatste Ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, of de menselijke jagers zijn deze paarden uitgestorven. Hierdoor waren er geen paarden meer tot de aankomst van de Conquistadors in eind 15e eeuw en begin 16e eeuw.

Omdat de paarden ooit in Noord-Amerika leefden, pleiten sommige wetenschappers ervoor dat de moderne Mustang als rondzwerfend paard in Amerika, ook als een opnieuw geïntroduceerde wildsoort kan beschouwd worden.

Het Engelse woord mustang komt uit Mexicaans Spaanse woord mestengo, die was voortgekomen uit uit Spaanse mesteño, gebruikt om de in het wild levende paarden aan te duiden en betekende zonder bezitter.


Eerste Mustangs

Eerste mustangs zijn afkomstig van Spaanse paarden die door Conquistadors rond de 16de eeuw zijn ingevoerd in Mexico. Het grootste deel van deze paarden waren van het Andalousisch, Arabische en Bedoeinen geslacht. Sommige van deze paarden ontsnapten of werden gestolen door Inheemse Amerikanen (Indianen), en raakten werden snel vergespreid over het westelijk gedeelte Noord-Amerika. Er is wat bewijsmateriaal dat de oude stammen verscheidene voorhistorische mythen over paarden bezatten en vele Indianen beweerden dat "het gras herrinerd de paarden".

Indianen gingen al snel het paard gebruiken als primair vervoersmiddel van goederen. Het verving de hond als travois trekker en verbeterde de slaagkansen in gevechten, handel, en de jacht, in het bijzonder de buffeljacht. Vele stammen kweekten zorgvuldig hun paarden om hen naar hun noden te verbeteren. De meest geslaagde paardenkwekers waren de leden van de Comanche en Shoshoni stammen. De Nez Perce in bijzonder waren sterk in het kweken en ontwikkelde één van de eerste echte Amerikaanse rassen: de Appaloose.


Evolutie van de Mustangs

Van het koloniale tijdperk tot en met de westelijke uitbreiding in de 19e eeuw werden paarden van ontdekkingsreizigers, handelaren en kolonisten vrijgelaten of ontsnapten en zo met of zonder opzet aangesloten bij de genpool van de kuddes met Spaanse afkomst.

Het was ook niet ingewoon voor westelijke ranchers om hun paarden los te laten en voor zichzelf te laten zorgen in de winter en dan in de lente die paarden of andere mustangs te heroveren.

Sommige ranchers probeerden ook sommige wilde kuddes te "verbeteren" door het dominante mannetje neer te schieten en te vervangen door een van hun rasdieren.

In sommige gevallen hielp dit inteelt te voorkomen, vooral in gebieden waar de kuddes genetisch geïsoleerd konden raken tijdens periodes van droogte.

Op andere plaatsen werden dan weer gedomsticeerde paarden in de kudde geplaatst die niet bedoeld waren voor de prairie, zoals werkpaardrassen, en dit leidde tot een ramp met een verminderde bevolking en een daling van kwaliteit onder de dieren die erin slaagden te overleven.


Moderne Mustang

Tegen de 20ste eeuw had Noord-Amerika geschat twee miljoen rondzwerfende paarden. Mustangs werden gezien als een goede vangst, een middel dat kan gebruikt of verkocht worden (vooral voor militair gebruik) of voor voedsel geslacht worden (vooral voedsel voor huisdieren).

De controversiële praktijk van het mustanging werd gedramatiseerd in de film The Misfits van John Huston, en dit soort misbruiken, waaronder de jacht vanuit vliegtuigen en vergiftiging, leidden tot de eerste federale wet van de bescherming van rondzwerfende paarden in 1959.

Deze wet werd verder verstrengd met de Akte voor de Bescherming van het Wilde Rondzwerfende Paard en Burro van 1971. Het Amerikaanse Congres zag wilde paarden als "levende symbolen van het historische en de pioniersgeest van het Westen [... ] die [... ] tot de diversiteit van de levensvormen binnen de Natie bijdragen en het leven van de Amerikaanse mensen verrijken".

Marwaripaard

Het Marwaripaard komt uit de Indiase regio Marwar in de deelstaat Rajasthan. Er is veel vraag naar dit paardenras in de Verenigde Staten en Europa. Het huidige Marwaripaard stamt af van de uitstekende oorlogspaarden die de regerende families en krijgers in de geschiedenis van het feodale India onafgebroken dienden. Hun faam was ongeëvenaard. In het boek "Political History of India" roemt kolonel J.C. Brooke de paarden door de melden dat de regio Shekhawati, waar de Marwatipaarden veel gefokt werden, voor de recrutering van legerpaarden de beste regio in heel India was.[

Lippizaner



De Lippizaner is een warmbloed paardenras dat van oorsprong uit Lipica (bij Sežana) in het huidige Slovenië komt.


Uiterlijk

De Lippizaner paarden zijn vaak schimmel/wit. Het hoofd is uitdrukkingsvol en vaak met een ramsneus (aflopend profiel in de neus).

De stokmaat/schofthoogte is tussen de 1.57 en 1.60 m. De hals is vrij hoog aangezet en geeft een sterke indruk. Het lichaam heeft een rond kruis en zware schouders. De staart is goed ingeplant en weelderig. De benen zijn kort en stevig, de voeten klein en uitstekend gevormd.

De paarden vertonen sprongen en kunsten die vroeger als gevechtstechniek werden gebruikt. Bijvoorbeeld kunnen de paarden met vier benen tegelijk de lucht in springen om wat tegenstanders neer te halen.


Geschiedenis

De eerste Lippizanerstoeterij is in 1580 gesticht door de Oostenrijkse aartshertog Karel van Oostenrijk. Hij kocht van de bisschop van Triëst het dorp Lipica bij Sežana en verordonneerde de bouw van een stoeterij. Zijn doelstelling was om paarden voor de jacht, vechtkunst en fok te houden, vooral ten bate van zijn eigen residentie in Graz.

De bouw van de stoeterij omvatte ook het cultiveren van de ruwe karstgronden. Aarde werd aangevoerd uit de wijde omgeving om de stenige bodem op te vullen en vervolgens te bebossen. Wegens watergebrek werd een systeem voor regen- en dauwopvang ontwikkeld. De aankoop van de eerste paarden werd gedaan in Spanje in 1580. In de daaropvolgende jaren (1581, 1582 en 1584) werden ook paarden uit Italië en Palestina aangevoerd. Onder Karel van Oostenrijk werden 33 paarden gefokt.

Vanaf het begin van de 18e eeuw werden ook fokpaarden aangekocht uit andere landen. In 1701 het veulen Cordova, paarden uit Duitsland zoals Lipp, Arabische paarden en paarden uit de Deense koninklijke stallen in Frederikborg. Uit de geschiedenis van Lipica stiliseerden zich nog steeds bestaande zes Lippizaner stamlijnen, die teruggaan op volgende stamvaders:

* Pluto (* 1765) Deens grijs veulen uit Frederiksborg
* Neapolitano (* 1790) Napolitaans bruin veulen
* Conversano (* 1767) Napolitaans zwart veulen
* Maestoso - (* 1773) Grijs veulen uit stoeterij Kladruby
* Favory - (* 1779) Vaalgrijs veulen uit stoeterij Kladruby
* Siglavy - (*1810) Grijs Arabisch veulen

Gedurende verschillende oorlogen werden de paarden geëvacueerd. De eerste keer tijdens de Napoleontische oorlogen in 1796 en later. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd het paardenbestand van Lipica overgebracht naar het Oostenrijkse Piber bij Köflach, mede onder invloed van de ontwikkelingen aan het westelijke Isonzofront. Na de Eerste Wereldoorlog keerde in het kader van de Oostenrijks-Hongaarse successie een deel naar het inmiddels door Italië bezette Lipica terug. Sinds de evacuatie van Lippizaners uit Lipica naar Piber in 1915 worden er Lippizaners gefokt.

Het zwaarst getroffen werden de Lippizaners door de Tweede Wereldoorlog. De stoeterij Lipica lag Aanvankelijk in Italiaans bezet gebied, maar vanaf de Italiaanse kapitulatie in 1943 trokken de Duitsers in als nieuwe bezettingsmacht. Deze vervrachtten alle 179 paarden naar Hostouň u Horšovského Týna in Bohemen. Ook Lippizanerpaarden uit het Oostenrijkse Piber, de Joegoslavische hofstoeterij Demir Kapija, de stallen van Dušanovo bij Skopje en uit Janow in Polen werden naar die bestemming afvervoerd. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog kwam Sežana, waaronder ook Lipica, onder Amerikaans gezag. De Amerikanen overhandigde het gehele archief van de stoeterij aan de voormalige Italiaanse bezetter en stuurde vrijwel alle paarden naar Piber in Oostenrijk. De oorspronkelijke stoeterij in Lipica kreeg eerst in 1947, met de invoering van de Vrije Zone Triëst, enkele paarden terug. Het waren er nog maar 11. Inmiddels is de stoeterij in Lipica weer van belang. Lippizaners worden ook gefokt in het Slowaakse Topoľčianky, in Djakovo (Kroatië) en Szilvásvárad (Hongarije). Talrijke privé-stoeterijen houden zich eveneens bezig met de - streng gereglementeerde - Lippizanerfokkerij.

Het Sloveense leger zet Lippizaners in voor protocollaire taken. De eenheid omvat 15 paarden.


Opleiding

De opleiding van een Lipizzaner duurt ongeveer 6-7 jaar. Er worden veel shows gegeven met Lipizzaners. Door zijn karakter en zijn schitterende draf is het paard bij uitstek geschikt voor de hogere rijkunst.

konik


Een konik is van oorsprong een in Polen en Wit-Rusland gehouden paardenras, dat klein van stuk en heel resistent is. Koń is Pools voor paard, konik (konjiek) voor paardje.


Kenmerken

Het konikpaard heeft geen verzorging nodig en kan het hele jaar vrij rondlopen. Om deze reden wordt het dier vaak ingezet voor begrazing in natuurgebieden in Nederland. Hoewel alle paarden nazaten zijn van hun wilde voorouders wordt voor begrazing vaak gekozen voor de konik, omdat er geen storende factor is van "liefhebbende fokkers" en omdat de konik nauw verwant is aan de tarpan, een oorspronkelijk wild paard. De konikpaarden bleken bovendien nagenoeg vrij van gebreken die onze huispaarden hebben.


Begrazing door paarden.

Paarden hebben een differentiërend effect. Ze eten graag kort gras, waardoor ze vaak hetzelfde terrein begrazen. Zo ontstaat een paardenwei. Een latrine daarentegen verruigt omdat daar door paarden niet gegeten wordt. Hierdoor ontstaan omstandigheden waardoor een meer diverse flora en fauna zich kan ontwikkelen.


Geschiedenis

De bioloog / econoom Gerben Poortinga introduceerde voor het eerst in 1981 de konik in het natuurbeheer. De introductie was niet bedoeld als beheermiddel zoals voorheel de inzet van boerenvee, maar als integraal inderdeel van de natuur. Ook grazers en de hun omringende natuur moeten zich in onderlinge afhankelijkheid ontwikkelen.

Poortinga eiste van de beheerders dat strikt natuurlijke kuddevorming, zonder "dierverzorgende" maatregelen, zou plaatsvinden en dat overbevolking uitsluitend aselect en op basis van ecologische ontwikkelingen van het gebied zouden plaatsvinden.

Door jarenlang onderhandelen vervierf Poortinga toestemming tot een vrije selectie van uitgangsmateriaal. De kwaliteit van de konikspaarden op de ennemaborg is dat volgens Margriet markeringk, auteur van het boek "koniks, wilde paarden in Nederland", nog steeds te zien.

Naar aanleiding van het succes van de natuurontwikkeling op landgoed de Ennemaborg wordt het ras nu gebruikt in Europese natuurreservaten als de Oostvaardersplassen voor begrazingsdoeleinden. Hiermee functioneert de konik als een van de grote grazers van Europa. Ook in alle omringende landen is de beheersvisie nu op grote schaal overgenomen en toegepast.


Predatie

In de Nederlandse natuurgebieden ontbreken predatoren van de Konik. Hierdoor is het gedrag anders dan het is in een gebied met wolven of lynxen. In Frankrijk in de Jura zijn koniks uitgezet omdat zij minder last van predatie hebben dan de schapen die zij vervangen. In Letland is de konik uitgezet om de vergrassing tegen te gaan in een milieu waar de wolf thuis is. De ervaring tot nu toe leert, dat een gezonde kudde paarden weinig te duchten heeft van de wolf. De wolf is niet direct gewend om op het paard te jagen; ook de wolf moet zich hieraan aanpassen.

Huzule/Carpathian



De Huzule/Carpathian is een ras van werkpaarden dat oorspronkelijk uit de Karpaten komt. Het is een zwaar en sterk paard dat voor zwaar werk wordt gebruikt maar ook als prettig recreatiepaard. Het ras wordt ook wel aangeduid met namen als de Carpathian pony, Huculska, Hutsul, Huţul, Huţan en Huzul.

Huzule hebben een kalm karakter, en komen voor in bruin, zwart, wildkleur. Hucuły kunnen ook bont zijn.


Geschiedenis

De Huzule stamt af van het Europees-Aziatische wilde paard de Tarpan. Het ras is vernoemd naar een kleine etnische groep genaamd de Hoetsoelen (Engels: Hutsuls). Het paardenras zelf is echter veel ouder dan het volk waar het naar vernoemd is. Het ras werd voor het eerst genoemd in schriften van 400 jaar oud. In tegenstelling tot de Poolse Konik, is de Huzule maar zelden gekruist met tamme paardenrassen.

In de 19e eeuw werden Huzulen gebruikt door het leger van Oostenrijk-Hongarije

In 1856 werd de eerste boerderij voor het fokken van de Huzule opgezet in Rădăuţi, Roemenië. Verschillende bloedlijnen werden gefokt door de foundatie, en er werd sterk op toegezien dat deze bloedlijnen zuiver werden gehouden.

In 1922 werden 33 paarden naar Tsjechoslowakije gestuurd om daar een kudde op te zetten. De Tweede Wereldoorlog maakte dat het aantal Huzulen terug nam in Tsjechoslowakije. Slechts 300 Huzulen overleefden de oorlog daar. In de jaren 70 van de 20e eeuw werd een organisatie opgericht om het uitsterven van het paardenras te voorkomen.

Dankzij het werk van verschillende fokkers is de Huzulenpopulatie nu weer gestegen tot 1000. De meeste leven in Polen, Slowakije, Roemenië, Tsjechië en Oekraïne.

Vandaag de dag worden Huzulen vooral gefokt in de Boekovina regio van Roemenië, en in Hongarije.

Highland pony


De Highland pony is een van de twee inheemse rassen uit Schotland. Een compacte, robuuste pony.


Geschiedenis

De Highland pony is afkomstig uit Schotland. Zijn voorouders leefden in Noord Schotland, de eilanden voor de westkust, IJsland, Rusland, Noorwegen en in Scandinavische landen.

De Kelten die vroeger in Schotland woonden gebruikten de pony’s voor de landbouw en voor de cavalerie. De pony’s waren sterk en hadden een groot uithoudingsvermogen. De Highland pony was een ideaal werkpaard omdat hij op een schaars gebied gehouden kon worden. Door hun vriendelijke aard was het makkelijk om ze te domesticeren.

Er ontstonden diverse soorten pony’s maar tegen het einde van de 16e eeuw was er een definitief type ontwikkeld, dat ook zo vererfde maar vanaf die tijd werden de pony's beïnvloed door de verschillende manieren waarop ze door de mensen gebruikt werden en door het verlangen het ras te verbeteren.

Toen de landbouw zich ontwikkelde in de 18e eeuw en de oppervlakten van het land zich uitbreidden, hadden de boeren een grotere pony nodig.

De pony’s van de kleinere eilanden echter waren klein van stuk om warmte vast te houden en omdat ze dan minder voedsel nodig hadden. Vaak werden Clydesdales gebruikt om mee te kruisen, maar dit zorgde voor grof, onaantrekkelijk dier met wel de grove fouten van beide ouders. Deze kruisingen hadden meer voedsel nodig dan de Highland pony. Voor het werk bij de cavalerie werd een atletischer pony gevraagd zodat gebruik werd gemaakt van kruisingen met Hackneys en Arabische Volbloeds. De afstammeling en van deze ouders werden dan weer gepaard met Highlands.


Raskenmerken

De Highland pony is een pony die makkelijk buiten gehouden kan worden, ook in de winter. De wintervacht heeft een sterke, dasachtige bovenlaag over een wollige onderlaag. Het ras heeft zich in de loop van de tijd aangepast aan het barre klimaat in schotland.

De pony heeft een vriendelijke aard en een gelijkmatig temperament.

Het ras is een van de grootste Britse ponyrassen en moet volume en kracht uitstralen. Het is een compacte pony met een sterke, harmonische bouw. De verhoudingen in vergelijking tot zijn hoogte is correct.

De Highland pony heeft een goed gedragen hoofd met attente, vriendelijke ogen, een brede snuit en een diepe kaak. De hals is van gemiddelde lengte en hij heeft goede, schuine schouders met correct geplaatste voorbenen.

Het lichaam is compact en heeft veel ruimte voor hart en longen. Het dier heeft goed geronde ribben. De achterhand is krachtig met goed ontwikkelde dijen een sterke schenkel en droge, vlakke spronggewrichten.

De benen zijn vlak en hard met brede knieën, korte pijpen, schuine koten en goed gevormde donkere hoeven met bijbehorende zachte en zijdeachtige vetlokken.

De Highland pony heeft vrije, rechte bewegingen zonder veel knie-actie.

De manen en staart zijn vol, van nature golvend en niet getoiletteerd. Bij alle nieuwgeboren of te exporteren pony's wordt door de Highland Pony Society een paspoort verstrekt. Om te pony’s te kunnen identificeren worden daarin ook de kruinen van de pony’s vastgelegd.

Stokmaat: De stokmaat ligt tussen de 1,32 m en 1,48 m, maar er komen ook grotere en kleinere dieren voor.

Kleur: De Highland pony komt veelal voor in een wildkleur (dun), dit houd in dat het dier een aalstreep heeft. Soms zijn er zebrastrepen op voor- en achterbenen en op de schouder.

De verschillende wildkleuren zijn; Mouse, Yellow, Grey, en Cream. Daarnaast komt de pony ook voor als bruin, zwart en een enkele keer lichtbruin en leverkleurig met zilverkleurige manen en staart, vos of roan. Bonte kleuren zijn niet toegestaan.

Een klein sterretje toegestaan, maar andere witte aftekeningen worden liever niet gezien.

De Highland Pony Society geeft geen deklicentie aan hengsten die witte aftekeningen hebben, afgezien van een klein sterretje of witte zolen. Witte hoeven worden niet geaccepteerd. Hoornkleurige hoefwanden die passen bij de vachtkleur zijn toegestaan.


Gebruik

De Highland pony was, en is nog steeds, een zeer veelzijdige pony. Inzetbaar onder het zadel en in het tuig.

Er bestaan binnen de Highland pony verschillende typen, maar ze voldoen allemaal aan het basismodel.

De boeren gebruikten hem voor het versjouwen van turf, zeewier, graan en hooi, bemesting en voor ploegen en eggen.

Ook werd hij voor de koets gebruikt en was hij het transportmiddel voor kooplieden, artsen en landeigenaren.

Voor de veedriften moesten de pony’s vanuit het verre noorden en de eilanden naar de veemarkten en jaarmarkte in de centrale en zuidelijk gelegen delen van Schotland trekken terwijl ze het vee voor zich uit dreven. Daarna moesten ze dezelfde weg weer terug.

Haflinger


De haflinger is een raspaard. Haflingers komen van oorsprong uit Zuid-Tirol en omdat ze qua ras vrij sober zijn, werden ze veelal gebruikt als trek- en lastpaarden in de bergen. Ze worden daar ook vaak ingezet voor de arrenslee.

De haflinger bestaat alleen in voskleur met lichte staart en manen. Het is een werklustige pony met veel kracht, uithoudingsvermogen, intelligentie en vaak 'koel in de kop'. Een haflinger is sober in onderhoud, dat wil zeggen, ze kunnen winter en zomer buiten blijven en hebben minder voer nodig dan een pony die 'hoog in het bloed staat'.

Door het toevoegen van Arabisch bloed heeft de haflinger adellijke kenmerken gekregen. In 1961 is de eerste haflinger naar Nederland gebracht, waarna het ras zich heeft bewezen als zeer veelzijdig. Tegenwoordig (2004) vind je de haflinger terug onder het zadel (zowel dressuur- als westernrijden, aangespannen, vrijheidsdressuur, e.d.) Kortom, de haflinger is een pony die op veel onderdelen binnen de paardensport ingezet kan worden. Ook is de Haflinger zeer geschikt voor kinderen om te leren rijden, ze zijn rustig en ze hebben rustige gangen.


Geschiedenis

De eerste Haflinger is geboren in zuid-tirol in het plaatsje Sludenz. In 1874 werd er uit de Arabische volbloed El Bedavi XIIII en een inheemse merrie de hengst Folie geboren, die genoemd was naar de eigenaar van het paard. Momenteel zijn er bij de hengsten 7 bloedlinies : A met als stamvader Anselmo, B met Bolzano, M met Massimo, N met Nibbio, S met Stelvio , ST met Student, W met Liz Willy.

Hackney


De Hackney is een Engels paardenras. De naam Hackney is afkomstig van het Middel-Engelse woord `hakene´ (damespaard), dat werd gebruikt om het te onderscheiden van het ridderpaard en het oorlogspaard.


Geschiedenis

De oorsprong van de Hackney ligt in Engeland. In vroegere tijden werd het door de bevolking gebruikt als rijdier of lastdier, maar later werd het dier voor de postkoetsen gebruikt, omdat de Hackney sterk en snel was en beschikte over veel uithoudingsvermogen.

Rond het begin van de twintigste eeuw werden de eerste Hackney's in Nederland ingevoerd. Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog was de fokkerij en het gebruik beperkt van omvang. Daarna nam de belangstelling toe.


Raskenmerken

De Hackney is een temperamentvol, levendig en werklustig paard met een edel, klein hoofd en een rechte profiellijn. Dit ras heeft een sierlijk opgerichte hals met zware bespeiring. Het heeft een hoog ingeplante staart. De benen zijn sterk en hebben bijzonder buigzame gewrichten. De voeten zijn klein en hard.

De Hackney valt op door zijn ruime, hooggrijpende gangen, zeker in de draf.

Stokmaat: tussen de 1,43 en 1,58 m. Er is ook een kleine maat Hackney, de Hackney pony, die een stokmaat van maximaal 1,43 m bereikt. Ze behoren wel tot hetzelfde stamboek.

Kleur:De Hackney heeft een effe kleur welke voorkomt in bruin, vos, zwart en een enkele keer schimmel.


Gebruik

de Hackney is een draver die nooit voor wedstrijden wordt ingezet waarbij het om snelheid gaat. Dit paard wordt uitsluitend gewaardeerd om zijn bijzondere actie en bouw en is een typisch showpaard.

Groninger paard


Het Groninger paard is een Noord-Nederlands paardenras.


Kenmerken

Dit ras heeft zich ontwikkeld voor werken in de zware kleigronden die Noord-Nederland rijk is. Het Groninger Paard is een massief en krachtig paard voor boerderijwerk, maar wordt ook gebruikt voor normale dressuur.

Het paard is een zwaar, lang gelijnd en kortbenig warmbloedpaard met een krachtige bouw, een sprekend hoofd, een gespierde middellange hals, voldoende schoft die soepel overgaat in een niet te lange, sterke rug, een tamelijk schuine schouder, een brede en diepe zwaargespierde romp, ronde welving der ribben, een zwaar ontwikkelde achterhand, massief beenwerk met korte platte pijpen en ruime harde voeten.


Stamboekvereniging

Stamboekvereniging "Het Groninger Paard" is gesticht in 1982 en werd erkend bij Koninklijk Besluit op 28 november 1985. De vereniging werd gesticht doordat verschillende andere Nederlandse verenigingen samengingen in het KWPN. Het Groninger Paard, een specifiek Noord-Nederlands type paard, deed dat niet, want dan zou het zijn identiteit hebben verloren.

Vereniging Het Groninger Paard heeft in 1982 een stamboek geopend voor dit ras, om daarmee het ras en zijn opmerkelijke karakter te bewaren. Dankzij dit fokbeleid is het Groninger Paard als ras blijven bestaan, en het aantal paarden is geleidelijk gaan groeien.

Elk jaar in augustus wordt de Nationale Fokdag gehouden, waar de paarden die zijn gekwalificeerd in de regionale keuringen worden gepresenteerd.

Garrano


De Garrano is licht-gebouwde pony die behoort tot een oud paardenras uit Portugal. Ze worden voornamelijk gebruikt als lastdier, rijdier en voor licht werk op de boerderij.


Fokgeschiedenis

De Garrano, soms ook wel de Minho genoemd, stamt van dezelfde paarden af als de beroemde Sorraia. De Sorraia leven vooral tussen de twee rivieren Sor en Raia, terwijl de Garrano in Noord-Portugal leeft. Vanwege dit verschil in leefomgeving, hebben ze zich anders ontwikkeld. De Garrano leven vooral in de regio’s van Minho en Trás-os-Montes e Alto Douro, en hebben vermoedelijk meer invloed gehad van buitenaf dan de Sorraia.

Er wordt over het algemeen geloofd dat de Garrano een voorouder zijn van de Andalusiër en de Galician pony. Recentelijk heeft het Portugese ministerie van Landbouw de paarden laten kruisen met Arabieren.


Kenmerken

De ponies zijn sterk en kunnen gemakkelijk over stijl en moeilijk terrein lopen. Voor hun formaat hebben ze grote snelheid, en worden zelfs bij races gebruikt.

De pony’s vertonen nu ook enkele kenmerken van Arabieren, vooral bij het hoofd. Ze hebben een holle neuslijn, ronde oogkassen en een zeer sterk gestel. Het gebit van de pony’s lijkt op dat van de Keltische pony. Ze hebben een lange nek. Het lichaam is kort en compact. Ze hebben een diepe en brede brost, harde hoeven en grof dekhaar.

De stokmaat van de Garrano varieert van 90 cm tot 1,30 m.

Friese paard


Het Friese paard is een inlands raspaard. Zijn wortels gaan ver terug in de tijd. Al in de 13e eeuw was de Fries bekend en de Fries anno nu vertoont nog steeds duidelijke overeenkomsten met zijn verre voorouders.

Het Friese paard werd waarschijnlijk al meer dan 3000 jaar geleden gebruikt. Uit oude bronnen blijkt dat het paard al gebruikt werd door de Romeinen, die het paard zeer waardeerden. Ze namen de Fries mee als oorlogspaard, tijdens de veldtocht naar Engeland. In de Middeleeuwen werd de Fries vooral als krijgspaard gebruikt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog leverden kruisingen met Spaanse paarden, voornamelijk Andalusiërs in de zeventiende eeuw een actief en veelzijdig type Fries op.


Fokken

In de negentiende eeuw werd de drafsport populair en fokkers probeerden de al hoog grijpende draf te verbeteren door te kruisen met dravers. Daardoor werd de Fries nog lichter van bouw en minder geschikt voor het boerenwerk. In de jaren zestig werd het Friese paard met uitsterven bedreigd. Slechts 1000 paarden stonden nog ingeschreven in de registers van het stamboek. Dankzij enkele fokkers die het Friese paard wilden behouden, is er niet gekruist met andere paardenrassen en beschikken we nu nog over een Fries paard. In 2003 waren er zelfs alweer 40.000 Friese paarden.

Tegenwoordig is de Europese Arabo-Friezen Vereniging (EAFV) bezig een klein deel Arabische volbloed in het Friese paard terug te fokken, om ze meer geschikt te maken voor de sport. Arabo-Friese paarden worden (nog) niet opgenomen in het Friesch Paarden Stamboek (FPS). Een Arabo-Fries is dus niet zomaar een Fries die gekruist is met een Arabier, maar een uitgebalanceerd fokproduct


Kenmerken

Het Friese paard is een sierlijk ogend paard met veel behang en een fiere houding. Het lichaam is compact en sterk.

Haren: De manen zijn lang, vol en golvend, evenals de staart.

Hoofd: De Fries heeft een fijn hoofd met korte, spitse en beweeglijke oren.

Hals: Lang opgericht en gebogen.

Schoft: Zeer laag.

Schouders: De schouders zijn krachtig ontwikkeld.

Benen: Tamelijk kort, maar stevig, lang behaard en met een vetlok.

Kleur: Een Fries is vrijwel altijd zwart zonder aftekeningen. Aftekeningen zijn dan ook verboden, hoewel een klein kolletje een enkele keer door de vingers wordt gezien. Een enkele keer komt er een zeer zeldzame bruine variant voor.

Hoogte: Tussen 1,50 m en 1,70 m.


Gebruik

Bekend zijn de Friezen vooral van de shownummerrubrieken, waarin ze voor de Friese Sjees lopen en gereden worden door boeren en boerinnen in Friese klederdracht. Maar ook onder het zadel presteert de Fries goed. De Fries heeft duidelijk aanleg voor dressuur en hij wordt ook veel gebruikt als hogeschoolpaard bijvoorbeeld in het circus.

Peter Spahn (Belgische nationaliteit) rijdt samen met de hengst Adel 357 mee in de internationale Grand Prix, evenals Goffert en zijn amazone dit in Amerika doen. Een aantal Nederlandse amazones zijn bijna Grand Prix startgerechtigd met hun Fries.

De Fries is echter niet geschikt voor de springsport. Het paard is namelijk oorspronkelijk gefokt als werkpaard dat doordeweeks gewoon moest ploegen, en op zondag werd het paard voor de koets gespannen als de familie naar de kerk ging.


Beweging

De Fries heeft een hoge knieactie in draf, de galop is hoog gesprongen en toont veel spektakel. De Fries beweegt zich statig en vloeiend.


Karakter

De Fries is vriendelijk, levendig maar mak, intelligent, leergierig en trouw. Verder is hij een gewillige werker. Ook heeft het fries paard een koel hoofd en is daardoor zeer geschikt voor recreatief rijden en buitenritten.

Fjord


De fjord of het fjordenpaard is een van de drie inheemse paardenrassen van Noorwegen en ook een van de oudste en zuiverste rassen ter wereld. Het fokken gebeurde voornamelijk in het westen van het land. Over de oorsprong van het ras is niet veel bekend.


Geschiedenis

Men vermoedt dat het paard Noorwegen is binnengekomen vanuit het oosten, er zijn (archeologische) aanwijzingen dat er na de laatste ijstijd in het zuiden van Zweden en Denemarken wilde paarden leefden. Vermoedelijk rond 1200 v.Chr. (de bronstijd) werden deze getemd. Archeologische opgravingen van Vikinggraven tonen aan dat zij ook paarden gebruikten. De Vikingen namen onder meer hun paarden mee naar IJsland en de Britse eilanden. Het IJslandse paard en het fjordenpaard zijn dus naar alle waarschijnlijkheid verwant. Sedert de tijd van de Vikingen worden de manen van het fjordenpaard geknipt: de lichtere zijmanen worden daarbij korter geschoren dan de zwarte haren in het midden. Dankzij zijn kracht, zijn hardheid en zijn vaste tred is het een prima hulpkracht voor de landbouw in het gebergte.

Aan het begin van de vorige eeuw werd het paard vooral ingezet als werkpaard en werd het als volgt beschreven: "Kop als een haring, nek als een spinnewiel, lichaam als een biet en voeten als stalen veren". Tegenwoordig is het fjordenpaard meer een hobby- en vrijetijdspaard. Een "nek als een spinnewiel" bijvoorbeeld is een goede eigenschap voor een werkpaard en niet goed voor een rijpaard. Zo'n nek maakt het paard moeilijk te berijden en te keren.


Kenmerken

Schofthoogte: 1,35 tot 1,50 m (13.1 - 14.3 hh).

Karakter: werkwillig, koelbloedig, enthousiast en nieuwsgierig. Doorgaans betrouwbaar en rustig.

Kleur: er zijn 5 geaccepteerde kleuren: vaal bruin (isabel), vaal grijs (grå), vaal rood (rødblakk), vaal geel (gul) en vaal wit (uls.

Tekeningen: liever geen witte aftekeningen zoals ster, bles of kol.

Haar: de manen (pony) bedekken bij een volwassen paard de helft tot tweederde van het hoofd. Traditie bepaalt dat de manen staand zijn, en zo geknipt dat de lijn van de nek geaccentueerd wordt.

Hoofd: goed geproportioneerd, klein en goed gedefinieerd met een breed en vlak voorhoofd. Korte afstand van de ogen tot aan de mond. Grote, donkere en heldere ogen met een rustige uitdrukking. Neusgaten groot, en qua proportie dusdanig dat de mond een "vierkant" voorkomen krijgt. Oren moeten relatief kort zijn, parallel, met een pluisje op de uiteinden en niet te dicht bij elkaar gezet.

Loopt: Korte, snelle gangen.

Gebruik: Recreatie, tuig- en trekpony, buitenritten, voltigeren. Maar er komen ook wel fjorden voor in de dressuur, endurance en marathon.


Fokbeleid

Volgens de EU-richtlijnen voor het fokken van dieren is Noorwegen het vaderland van het fjordenpaard. Zodoende zijn Norges Fjordhestlag en Norsk Hestesenter mede verantwoordelijk voor het ras. Er is veel interesse voor dit ras en er wordt veel gefokt zowel in Europa als in de VS en Canada.

Het fokplan bepaalt dat het fokken het bijzondere van en de variatie binnen het ras moet bewaren. Verder dienen kleuren en tekeningen die atypisch zijn voor het ras niet doorgefokt te worden.

Het fjordenpaard moet een sterke bouw hebben, robuust, goed geproportioneerd en goed gespierd zijn en uitstraling en charme hebben. Het moet coöperatief, betrouwbaar, evenwichtig en rustig zijn in de meeste situaties. Verder moet het zich zowel op ruig terrein als op de vlakte goed kunnen bewegen. Het dient een veelzijdig paard te zijn, voor zowel rijden als trekken.

Falabella


De falabella is een zeldzaam ponyras. Falabella's zijn heel klein. Het ras is genoemd naar de familie Falabella die in het midden van de 19e eeuw deze paardjes begon te fokken. Ze komen oorspronkelijk uit Argentinië. De schofthoogte ligt tussen de 76 en 83 cm. De kleuren zwart en bruin komen het meeste voor, maar ook vos, valk en bonte pony's.


Gebruik

De Falabella is vriendelijk en intelligent. Ze zijn meestal vriendelijk en vrij makkelijk in de omgang. Het is een geschikte pony voor beginners om met paarden om te leren gaan maar er is geen mogelijkheid uiteraard om erop te rijden. Zelfs voor een karretje wordt het met één falabella erg lastig, daar staat tegenover dat de Falabella het kleinste paard ter wereld is.

Ze worden ook echt als huisdieren gebruikt en een enkele keer ook met het blindegeleidepaard programma. Ze zijn ontstaan uit zeer kleine shetlanders en een zeer kleine Engelse Volbloedhengst.

Dülmener-paard


Het Dülmener-paard (Duits: Dülmener Wildpferd) is een ras van kleine halfwilde paardjes, genoemd naar de plaats Dülmen in Duitsland. In de Merfelder Bruch leeft een kudde van ongeveer driehonderd pony's in natuurlijk kuddeverband binnen een natuurgebied van ongeveer driehonderdvijftig hectare. Ieder jaar wordt de kudde op een dag in het voorjaar bijeengedreven en worden de eenjarige hengstveulens uit de kudde gehaald.

Het Dülmener Wildpferd is een 'oer'paard dat dicht bij oorspronkelijke rassen als Konik en Przewalski ligt. Het zijn geen echte "wilde paarden" maar wel 'verwilderde' paarden. De nakomelingen van de ca. vijftig merries en hengsten die niet in het reservaat leven worden kortweg Dülmener genoemd. De paarden werden vroeger Dülmener Brücher genoemd. Het ras staat sinds 1994 op de rode lijst van bedreigde huisdiersoorten.


Kenmerken

De Dülmener toont de typische kentekenen van paardensoorten die dicht bij de oorspronkelijke wildvormen staan, zoals de donkere streep ('aalstreep') die van de manen naar de staart loopt. Ook ziet men aan de achterkant van de voorbenen vaak zogenaamde 'zebrastrepen'. Het paardje is meestal bruin of grijsachtig met donkerder manen en staart. De hoogte is tussen 125 en 135 cm.


Exterieur

Het lichaam is rechthoekig met weinig schoft en de schouders zijn schuin; de hals niet te lang en licht gebogen; middelgroot hoofd met een breed voorhoofd; kleine oren; rechte of licht gebogen neus. De achterhand is stevig ontwikkeld; de hoeven zijn klein en rond. De beharing aan de benen is sterk net als de manen en de staart.


Karakter

De pony's gelden als buitengewoon taai en robuust, goedmoedig in de omgang en bij de juiste behandeling zeer leergierig. Ze nemen genoegen met weinig extra krachtvoer.


Geschiedenis

De eerste schriftelijke vermelding van deze dieren komt uit het jaar 1316, toen Herrman de Merfeld en Johannes de Lette de vis- en jachtrechten en het recht op de paarden verworven. Toen de landbouwontginning steeds meer de levensruimte van de wilde pony's ging bedreigen bracht Herzog von Croÿ twintig dieren bijeen op een gebied van 33 hectare. Door zijn initiatief in 1850 kon het ras tot op heden bewaard blijven en uitgroeien naar een grote kudde op een gebied van ongeveer 350 hectare. Om inteelt te vermijden werden enkele pony- en paardenrassen ingekruist met aandacht voor het behoud van de wilde vormen. Vroeger werden deze pony's ingezet in de mijnbouw.


Leefwijze en gebruik

De pony's die in de Merfelder Bruch leven worden alleen tijdens strenge winters bijgevoerd met hooi en stro. Het fokken wordt geregeld doordat de hengst slechts vanaf mei tot september bij de kudde is. De kudde bestaat uit families van merries met hun veulens, die ieder worden geleid door een 'alphamerrie'.

Op de laatste zaterdag in mei worden de jonge hengsten door jonge mannen met de hand gevangen en van de kudde gesepareerd, gemerkt en geveild. Dit is een drukbezocht spektakel. De Dülmener wordt gewaardeerd om zijn veelzijdigheid en genoegzaamheid. Hij wordt het meest gebruikt als rijpony, heeft slechts een open stal (tegen de wind) nodig en heeft voldoende aan een schrale weide.

Connemara pony


De Connemara is een type pony, die al eeuwen rondzwerft in Ierland. Ze werden als jachtpony's gebruikt door de jagers in Ierland. Connemara's zijn pony's van 1.40 tot 1.54 meter. Het waren vroeger bijna altijd valkpony's, maar nu zijn er nog maar weinig valkpony's over. De meest voorkomende kleur is schimmel. Het zijn de beste springpony's ter wereld. Een kruising met een Engelse volbloed levert fantastische sportpaarden op.